CORONA

Corona – zo luidt de titel van een gedicht van Paul Celan. Deze in Roemenië geboren, in het Duits schrijvende Joodse dichter heeft nagenoeg zijn hele oeuvre gewijd aan de onmogelijke herdenking van de shoah. Het gedicht Corona gaat als volgt:

 

De herfst vreet zijn blad uit mijn hand: we zijn vrienden.

We kraken de tijd uit de noten en leren hem lopen:

de tijd keert terug in de dop.

In de spiegel is het zondag,

in de droom wordt geslapen,

de mond spreekt waar.

Mijn oog daalt af naar mijn geliefdes geslacht:

we kijken elkaar aan,

we wisselen duistere woorden,

we beminnen elkaar als roes en memorie,

we slapen als wijn in de schelpen,

als de zee in de bloedstraal van de maan.

Omstrengeld staan we in het raam, op de straat kijkt men toe:

het is tijd voor besef!

Het is tijd dat de steen zo goed is te bloeien,

dat het hart van de onrust gaat kloppen.

Het is tijd dat het tijd wordt.

Het is tijd.

 

Dit gedicht stapelt de sterke beelden op, maar toch vind ik vooral de laatste verzen beklijvend. Het is tijd: het is tijd voor besef. Het is tijd dat we beseffen wat echt op het spel staat, dat we het ware leren onderscheiden van het valse, het betekenisvolle van het onbenullige. Dan zal onrust het hart treffen: onrust om wat er wezenlijk toedoet. Tegelijk weet Paul Celan dat dit uiterst moeilijk is, om niet te zeggen: onmogelijk, zoals het hoogst onwaarschijnlijk is dat een steen begint te bloeien. Het is tijd dat het tijd wordt: tijd dat we ertoe komen om zinvolle daden te stellen en gepaste woorden te spreken. Het is tijd dat we iets begrijpen van waar het tijd voor is. Het is tijd dat we vatten wat de tijd vraagt.

 

Zal de ‘pandemie’ ons dàt leren: … dat het tijd is?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.