Mijn ouderlijk huis in Aalst stond in de Posthoornstraat. In mijn jeugd vond ik het bijzonder telkens ik op een formulier mijn adres moest invullen: Posthoornstraat, 77. Ik ontdekte dat je in vele steden en gemeenten een Kerkstraat hebt en een Stationsstraat of een Schoolstraat. Dat de straat waar ik woonde, naar de posthoorn genoemd was, leek op iets speciaals te duiden.
Als je vanuit het centrum van Aalst onze straat inkwam, zag je rechts op de hoek een café met de naam De Posthoorn. Op de ruiten stond heel voorspelbaar, maar heel toepasselijk een posthoorn afgebeeld, gelijkend op het embleem dat jarenlang door de Belgische Post, maar ook door buitenlandse postdiensten is gebruikt.
De activiteiten van de post kregen mijn volle aandacht. Postkaarten kiezen en schrijven werd een van mijn favoriete bezigheden – met als hoogtepunt: een pennenvriendin in Zweden. In mijn fantasie werd de hele westerse beschaving een immens postbedrijf. Al wat die beschaving sinds Homerus op de post gedaan heeft, wordt mij bezorgd – de overgeleverde verzameling van poëtische, filosofische en romaneske epistels.
En nu post ik al vijf jaar stukjes uit een gefictionaliseerd dagboek. Zoals bikes en commerce, zijn ze e, maar wie goed luistert, hoort de posthoorn – in de vele toonaarden van hoop. Want waar post circuleert, is er – hoe moeilijk ook – uitwisseling van gedachten en gevoelens.
Ja, mijn leven is door de posthoorn gestempeld. Nog altijd snel ik naar buiten, zodra ik de postbode heb zien of horen passeren.