HET GROTE OPPERHOOFD

Nu worden de romans van Karl May uit de rekken gehaald – romans die generaties jongens (en misschien ook meisjes?) dagen en nachten lang in de ban hebben gehouden en de verbeelding van jong en oud hebben gevoed. De prachtige beschrijvingen van Winnetou en zijn zilverbuks, van Old Shatterhand en zijn paard Hatatitla, van de lepe trapper Sam Hawkins met zijn onophoudelijke grapjes, van oorverdovende watervallen, paradijselijke valleien, aartsgevaarlijke ravijnen en het zilvermeer – allemaal ontsproten aan de onuitputtelijke fantasie van de auteur.

Veel kan over Karl May gezegd worden: dat hij een oplichter was en een dief, dat hij jaren in de gevangenis heeft doorgebracht, dat hij met zijn avonturenromans veel geld verdiend heeft, dat hij zijn boeken over het Wilde Westen (en over het Nabije Oosten) geschreven heeft lang voor hij een voet in die streken zette. Maar niet dat die romans geïnspireerd zijn door haat jegens of misprijzen voor de ‘roodhuiden’, de native Americans.

Op bladzijde 2 van Winnetou staat het volgende te lezen:

Het was niet zomaar een gastvrije ontvangst, maar bijna goddelijke verering die de eerste ‘bleekgezichten’ bij de indsmen ten deel viel. Hoe werden de laatstgenoemden daarvoor beloond? Het land dat ze bewoonden was ontegenzeglijk van hen, het werd hun afgenomen. Hoeveel bloed daarbij vloeide en welke wreedheden er zijn begaan, weet iedereen die het verhaal van de ‘beroemde’ conquistadores heeft gelezen. Hun voorbeeld vond navolging. De withuiden kwamen met mooie woorden op de lippen, maar ook met een scherp geslepen mes in de gordel en een geladen geweer in de hand. Ze beloofden liefde en vrede, maar gaven haat en bloed. De roodhuiden moesten wijken, stap voor stap, steeds verder. Van tijd tot tijd werden hun ‘eeuwige’ rechten op ‘hun’ territorium verleend, maar binnen de kortste keren werden ze daaruit weer verdreven, verder, almaar verder. Men ‘kocht’ hun land, maar betaalde of helemaal niet of met waardeloze spullen waar ze niets aan hadden. Des te consequenter liet men hen kennismaken met het sluipende gif van het ‘vuurwater’, en daarbij kwamen de pokken en andere, nog veel afgrijselijker ziekten, die hele stammen uitdunden en hele dorpen ontvolkten. Als de roodhuiden opkwamen voor hun rechten, werd dat beantwoord met kruit en kogels en legden ze het opnieuw af tegen de superieure wapens van de withuiden.

Hebben de ayatollahs van de cancel-culture zo een hekel aan de verbeelding? Of zijn ze in hun lectuur niet verder geraakt dan bladzijde 1?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.