NATIONALISME

De Vlaamse feestdag komt er aan: 11 juli. Ik ben geen Vlaams nationalist (en evenmin een Belgisch). Niet zolang men op 11 juli een veldslag uit de middeleeuwen herdenkt en die dan nog verkeerdelijk voorstelt als een overwinning van het Vlaams op het Frans, of erger nog van Vlamingen op Walen. Zich beroepen op de uitspraak “wat walsch is valsch is” is helemaal bespottelijk: die uitspraak komt van Jacob van Maerlant, die in 1302 al (vele) jaren dood was, en heeft niets, maar dan ook niets te maken met de politieke vrijheden die mogelijk bij de Guldensporenslag op het spel stonden.

Ik zou een nationalist kunnen zijn, indien de natie waartoe ik behoor, zich zou onderscheiden door haar cultuur, dit wil zeggen: haar zorg voor de natuur, het landschap en de dieren, voor taal en kunst, voor vreemdelingen en verschoppelingen, voor armen, noodlijdenden en gedetineerden, voor wat of wie dood is en vergeten. Ik zou een nationalist kunnen zijn, indien de natie waartoe ik behoor, zich zou toeleggen op rechtvaardigheid en gastvrijheid, niet zou zwelgen in eigendunk, maar zich zou bezinnen over de plaats van de ander of het andere in de samenleving en de wereld. Ik zou een nationalist kunnen zijn, indien de natie waartoe ik behoor, geen triomfen zou vieren, maar nederlagen zou gedenken: bijvoorbeeld 1 juli, toen in 1916 de Europese beschaving aan de Somme in barbarij wegzonk, of 6 augustus, toen in 1945 de mensheid in Hiroshima haar ziel en menselijkheid verloor. Ik zou een nationalist kunnen zijn, indien de natie waartoe ik behoor, zichzelf niet zou ophemelen, maar het geweten zou hebben om zichzelf voortdurend in vraag te stellen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.