De naam H.L. Mencken zegt ons niet veel meer, maar deze Amerikaanse cultuurcriticus schreef in 1926 het volgende:
‘As democracy is perfected, the office of president represents, more and more closely, the inner soul of the people. On some great and glorious day the plain folks of the land will reach their heart’s desire at last and the White House will be adorned by a downright moron.’
In vertaling:
‘Naarmate de democratie zich vervolmaakt, zal het ambt van president nauwer en nauwer aansluiten bij de ziel van het volk. Ooit, op een grote, glorieuze dag zal het gewone volk zijn hartsverlangen eindelijk vervullen en zal Het Witte Huis getooid worden door een regelrechte imbeciel.’
Het is niet meer mogelijk om die uitspraak als cynisch doemdenken weg te wuiven. Misschien moeten we gaan nadenken over de betekenis van democratie en ons realiseren dat democratie meer moet doen dan alleen de wil van het volk uitvoeren. Ze dient de wil van het volk ook te verheffen, in het besef dat de wil van het volk krachten huisvest die moeten worden beteugeld, en ze dient de wetten die het geweten van het volk zijn, te respecteren.