Hun talent om te metamorfoseren komt tot uiting in de verscheidenheid aan woorden in overigens verwante talen: motyl, fjäril, fluture, borboleta, sommerfugl, petalouda, mariposa, Schmetterling, farfalla, papillon, butterfly, flinter…
Volgens dialectologen zijn er in het Nederlands niet minder dan 168 varianten: vliebouter, flikketeer, botersnep, pemel, pallapper, mipmob…
Zes zaten er op een sterk vertakte lavendelstruik. Ik herkende er drie: een rode vos, een koolwitje, en een citroenvlinder. En ik was opnieuw een tienjarige in de tuin van mijn geboortehuis, waar ik ze moeiteloos kon pakken terwijl ze uitrustten op de hortensia’s en de margrieten. Jaren waren ze nagenoeg verdwenen, deze frêleste onder de schepselen, maar ze komen terug. Volgens mij, omdat ze begrepen hebben dat uit de schat aan woorden die wij gebruiken om ze te benoemen, onze liefde spreekt.
Dag Dirk,
de Franse vertaler en vertaaltheoreticus Antoine Berman zegt in zijn werk La traduction et la lettre ou l’auberge du lointain, jouw wel bekend, dat in een vertaling de kwaliteit van het Franse woord papillon verloren gaat of toch verarmd wordt omdat in de vertaling de eigenschap van het Franse woord, dat iets van ‘het vlinderende van de vlinder’ heeft, verloren zou gaan. Het verliest grotendeels zijn iconiciteit, volgens hem. Jouw rake aperçu spreekt dat tegen.
Henri