Nu en dan kan ik het niet laten en koop ik een fles Piedboeuf, donker tafelbier met iets meer dan 1% alcohol. Als kind mocht ik dat drinken als we frieten aten: friet met een spiegelei – wij zeiden “een paardenoog” – en een glas bruin bier (in een tuimelglas van Duralex). Het bier smaakte mij nog meer toen ik leerde dat Piedboeuf het Franse woord is voor Ossenpoot. Ah, de eetgewoonten die ik thuis heb aangenomen! Een boterham met platte kaas en bruine suiker, een boterham gesopt in het warme vet van gebakken spek, een blok kaas met een tomaat, een kop koffie met een koekje Petit Beurre, rodekool met zwarte pensen, prinsessenbonen met botersaus en aardappelen in de schil (“pellepatatten”). Maar vooral dat eten op gezette tijden een groot genot is. Gewoonten zijn we gaan wantrouwen, ze zouden te gewoon zijn of zelfs verstikkend. Maar misschien moeten we opnieuw ontdekken dat gewoonten in zovele talen iets met wonen te maken hebben: habits. Gewoontes laten ons thuis komen.
“Thuis is waar mijn Piedboeuf staat.”
De verbeelding van een slogan, en een slogan vol verbeelding 😉
Gewoontes is wonen in de bellen en bollen van het vertrouwde. De sfeer van de Piedboeuf, wat een schril contrast met de dikke kragen vluchtig schuim op te snel getapte pinten. Sloterdijkse groeten.