Op 3 januari 1889 verlaat Friedrich Nietzsche zijn kamer op de Piazza Carlo Alberto in Turijn. Eens op straat ziet hij hoe een paard door een koetsier afgeranseld wordt. Overweldigd door medelijden, valt hij het dier om de hals. Het is zijn laatste heldere daad, vooraleer hij, lichamelijk en geestelijk uitgeput, instort.
Daar werd ik aan herinnerd, toen ik gisteren het schilderij van Kurt Peiser zag op de tentoonstelling van KunstUur in Mechelen. Op de achtergrond afgejakkerde paarden, vooraan twee mannen en een gevallen paard: de ene probeert het grote dier recht te trekken, de andere geselt het met striemende stokslagen. Het paard is in vergelijking met de menselijke figuren buitengewoon groot geschilderd, maar het is bezweken onder het onmenselijk labeur.
Naar verluidt, had Kurt Peiser dergelijke taferelen waargenomen in de dokken van Antwerpen. Overal in de Europese steden werden paarden afgebeuld: ze werden ingezet om mensen te vervoeren en zware vrachten te dragen, dag en nacht moesten ze opdraven in de fabrieken, de mijnen, de havens.
Brutaliteit is de titel van het schilderij, het dateert van 1910.