Als de lentewarmte brutaal gebroken wordt door gure noordenwind, als een striemende hagelbui de bloesems van de Japanse kerselaar geselt, als fruitbloesems sneuvelen in de onverwachte vrieskou… word ik meegesleurd naar het lagedrukgebied van de depressie. Hoewel die weersgrillen tot het verwachtingspatroon van april behoren, word ik er elk jaar opnieuw door onderuitgehaald. Want terwijl de eerste zon mij gisteren nog naar buiten riep, word ik nu binnenskamers verbannen – waar zich evenwel niet de behaaglijkheid van lange winteravonden uitstrekt. Huiverend kijk ik door het venster naar de zwiepende sneeuw, de bibberende narcissen en de vergeefs naar beschutting zoekende spreeuwen. En kan slechts met de dichter herhalen: April is the cruellest month.