Hans

Hij glunderde. We zaten op de trein van Boston naar Concord, the birthplace of the United States. We zouden het kerkhof bezoeken waar zijn vereerde auteurs uit de Amerikaanse literatuur begraven liggen. Toen zagen we vanop de trein een reusachtig reclamebord waarop het zelfbewuste gezicht van een lokale manager prijkte en daaronder de niet mis te verstane boodschap: Hans shows results. Hij glunderde.

In Concord vonden we vlug de weg naar het kerkhof Sleepy Hollow. Bij het betreden van de heilige grond zagen we onmiddellijk de aanduiding Authors’ Ridge. Daar stonden ze, de graven van Hans’ vrienden: David Thoreau, de auteur van Walden, en Ralph Waldo Emerson, de dichter-transcendentalist, en Nathaniel Hawthorne, wiens The House of the Seven Gables al de hele morgen een onvolprezen meesterwerk was genoemd. Hij glunderde.

Nu wilden we Walden Pond bezoeken, de vijver waar Thoreau zich twee jaar lang had teruggetrokken om er te leven in de vrije natuur. We zochten naar het bospad dat ons er heen zou leiden. Tevergeefs. We vonden enkel een autoweg waarlangs jeeps en land rovers raasden. Hans begreep het niet. Zijn glimlach werd een grijns. ‘Zouden hier in 1845 ook zoveel auto’s gereden hebben?’ schimpte hij. En hij tjokte voort op de berm naast de weg. Zijn pelgrimstocht veranderde in een calvarie.

We bereikten Walden Pond en ontdekten dat de hut waarin David Thoreau twee jaar lang gewoond had, niet meer bestaat. We waren aanbeland op een parking die er als een gigantische bouwwerf uitzag. Op die parking annex bouwwerf, waar het wemelde van de bedrijvigheid, stond een replica van de hut, waarin Thoreau twee jaar lang de rust van de natuur had opgezocht – op de parking voor al wie gemotoriseerd naar Walden zoefde en zijn voertuig met airconditioning niet wou verlaten. Hans kraakte onder deze aanfluiting van de Walden-droom. Een houten bord vertelde ons dat de hut oorspronkelijk op een andere plaats gestaan had. Hans vloekte: ‘Het enige transcendentaal vandaag is de kitsch van het toerisme.’

Ik stelde voor om even op het strand bij Walden Pond te rusten. Toen ik ging liggen, zei Hans dat hij graag de wandeling rond de vijver wou maken. Desnoods alleen. Ik liet hem.

Hans is laatst gezien in de ondoordringbare bossen van Canada, huilend: ‘So nigh is grandeur to our dust…’

Soevereiniteit

Soevereiniteit

Een term die zowel in de discussie over de politieke eenmaking van Europa of over de uitbreiding van de Europese Unie als in de discussie over de vluchtelingencrisis vaak opduikt, is de term ‘soevereiniteit’. Beide discussies haken in elkaar, want het is intussen voor velen duidelijk geworden dat de vluchtelingencrisis een uitdaging vormt voor het voortbestaan van Europa als politieke eenheid. Met name de tegenstanders van een grotere politieke eenheid beroepen zich op het beginsel van de soevereiniteit om hun visie te beargumenteren: de politieke eenmaking van Europa tast de soevereiniteit van de onafhankelijke staten aan. Het heeft geen zin om dit te ontkennen, het heeft met andere woorden geen zin om staande te houden dat de politieke eenmaking niet zou leiden tot een aantasting van de nationale soevereiniteit. Integendeel, we moeten het beginsel van de soevereiniteit durven bevragen, om niet te zeggen verwerpen.

Het woord ‘soeverein’ is afgeleid van het Latijnse ‘superanus’, dat de ‘opperheer’ aanduidt, de ‘alleenheerser’, die over ‘suprematie’ beschikt. Niet toevallig is het een woord dat binnen de theologie gebruikt wordt om God te omschrijven. Wie de etymologie doordenkt, kan zich enkel verwonderen over de hardnekkigheid waarmee de hedendaagse politiek aan dit woord vasthoudt. De soeverein heeft in een moderne democratie geen plaats: de soeverein pleegt geen overleg, maar neemt alleen beslissingen over leven en dood, de soeverein legt geen verantwoording af, maar eigent zich het recht toe om de uitzonderingstoestand af te kondigen, een toestand waarin de normale rechtsregels of wetten niet langer gelden. De moderne democratie heeft dan ook de soevereiniteit aan banden gelegd door bijvoorbeeld van het koningschap een louter protocollaire functie te maken. De moderne democratie heeft de plaats van de soevereiniteit verlegd: van de koning of monarch naar het volk – een ander woord voor ‘democratie’ is ‘volkssoevereiniteit’.

Maar het probleem persisteert: hoe kunnen volken of staten die zichzelf soevereiniteit toekennen, elkaar ontmoeten? Hoe kunnen ze banden smeden, verdragen sluiten en zich in solidariteit verenigen? Tenzij ze hun zelfverklaarde soevereiniteit, hun vermeende alleenheerschappij en aan God gelijke onafhankelijkheid opgeven.

De opmerking dat de vluchtelingen zich dienen aan te passen aan de westerse normen en waarden, is dan ook volkomen hypocriet. Want de norm die hier bovenal toegepast wordt, is de norm van de soevereiniteit, dat wil zeggen: de norm die over leven en dood beslist en die de mogelijkheid dat er geen normen zijn, niet uitsluit. Dat bij de tocht over de Middellandse Zee honderden mensen om het leven komen, is geen accident, maar maakt integraal deel uit van de logica van de soevereiniteit. ‘Hadden die mensen niet zelf in vrijheid beslist om de overtocht te maken?’

De soevereiniteit waaraan de Europese landen vasthouden, verklaart het gebrek aan solidariteit binnen Europa. De vluchtelingencrisis is een Grieks probleem, zo luidt het; (als de vluchtelingen beslissen om de Straat van Gibraltar over te steken, dan wordt het een Spaans of Brits probleem); als Frankrijk het kamp in Calais opbreekt, dan posteert België politieagenten aan zijn grenzen om de vluchtelingen buiten te houden. Het is al gezegd, maar het is juist: er is geen vluchtelingencrisis, er is alleen een ontzaglijke crisis van politieke macht. Die crisis kunnen we enkel te boven komen, als we macht loskoppelen van soevereiniteit en heerschappij en begrijpen in termen van beraadslaging.