GEFLIETST

De zaligste uitvinding van de voorbije honderd jaar is zonder enige twijfel

DE ELEKTRISCHE FIETS.

Het nieuwe rijwiel ontneemt je de wrevel tegen de natuurelementen, want beuken tegen de wind in verandert in moeiteloos sparren. Het verzoent je met de treiterige bulten in het landschap, want bergop of bergaf maakt geen verschil. Het stopt de transpiratie en bevordert de inspiratie en recreatie. Het maakt komaf met de dwangarbeid en vervangt die door onbekommerd jolijt.

Alleen hebben we een nieuw woord nodig voor het prachtding.

Wat dacht je van

DE FLIETS

TRINI LOPEZ

In feite was zijn naam mij ontschoten. Maar toen ze op het journaal over zijn zangcarrière begonnen, kwamen alle liedjes terug: If I had a Hammer, en natuurlijk La Bamba. Dat daarin aangedrongen wordt op ‘una poca de gracia’ lapten wij aan onze laars. Wij schuimden onvervaard de dansvloer af, kozen à volonté meisjes om ze weliswaar heel braaf te kussen.

En onstuitbaar schoot de Vlaamse versie van zijn I wanna be in America door mijn hoofd. Geen West Side Story, geen raciale verschillen, geen heftige emoties, gewoon oer-Vlaamse rijwielkolder – vintage flauwekul, gezongen uit volle borst:

(I)k ree met de velo nor Amerika

‘k zag daar ne beatle in een pizjama

‘k zei bonjour en hij zei dada

‘k trok on zên hoar en hij riep mamaa

(op de melodie van I wanna be in America)

GEERT

Hij was de sterkste man die ik ooit aan het werk gezien heb, toen hij een gietijzeren kachel de trap opdroeg, één hoog, ondertussen lichtjes uitdagend, een van zijn geliefde poses, de smartlap van Louis Neefs zingend, ‘Ach Margrietje, de rozen zullen bloeien’. Hij had een stem als een klok, de vergelijking leek voor hem gemaakt, hij kon bulderen als geen ander, met meer decibel dan de schreeuw ‘Vlaanderen de leeuw’ van Jan Decleir in de film. Hij was een verbale tovenaar, onophoudelijk babbelend over de koers en het onderwijs en zijn moestuin en de kerk en alles wat in de vrolijke achtbaan van zijn hoofd opkwam, razend van de ene woordspeling naar de andere – een waterval van de talen die hij machtig was, het AN dat hij feilloos sprak, het Izegems, het Engels, het Duits… Hij was een gelovige die het christendom niet wou opgeven, maar op zoek ging, altijd opnieuw, naar het woord dat in den beginne was.

Een jaar geleden sloeg het noodlot snoeihard toe. Een zware hersenberoerte. Dagenlang lag hij tussen leven en dood, wekenlang wist hij niet dat hij leefde. Maar zijn vrouw, zijn kinderen en kleinkinderen wekten in hem het bewustzijn en brachten hem terug onder de mensen, tussen de woorden en de herinneringen en de gedachten.

Nu spreekt hij trager, hij neemt opnieuw deel aan gesprekken. Zijn kwinkslagen zinderen opnieuw door de kamer. Bij het afscheid vanmiddag zegt hij: ‘Ik zal niet meer de oude worden, maar ik word beter’. In onze blik glimt het aandenken aan een jarenlange vriendschap.

Austerlitz — W.G. Sebald

Het mooiste proza vind je bij de Duitse schrijver W.G. Sebald. In lang uitgesponnen, harmonieus opgebouwde, door nostalgie gedragen zinnen vertelt hij hoe pijn en verlies een spoor trekken door de levens van mensen en ze vervreemd achterlaten. Ontworteld en ontheemd is Jacques Austerlitz, met wie de ik-figuur uit de roman Austerlitz een gesprek begint in de wachtzaal van het Centraal Station van Antwerpen, die heel betekenisvol omschreven wordt als la salle des pas perdus. Ondanks zijn verbluffende kennis die zo uiteenlopende domeinen als architectuurgeschiedenis, het leven van motten en de veldslagen van Napoleon bestrijkt, voelt Austerlitz zich overal een vreemdeling. Mettertijd komt hij tot de ontdekking dat hij weliswaar als Daffyd Elias in een streng calvinistisch gezin in Wales is opgegroeid, maar in feite voor de oorlog in Praag is geboren als zoon van Joodse ouders. Stilaan daagt bij hem een klein vermoeden van wie hij is: waarom hij zo maniakaal geïnteresseerd is in de ontwikkeling van het spoorwegennet in Europa, waarom hij na zijn kindertijd in Wales tijdens een studieverblijf in Parijs heel vlot de Franse taal oppikt of waarom hij bij voorkeur vertoeft op die plaatsen in de wereld, zoals Theresienstadt, waar de vergetelheid heerst.

Het drama van Austerlitz is niet alleen dat hij radicaal van zijn verleden is afgesneden, maar vooral dat hij de kloof met zijn verloren verleden nooit meer kan dichten. Wat hem rest, zijn enkel herinneringssporen, zoals de aantrekkingskracht die van negentiende-eeuwse stations uitgaat. In het oeuvre van Sebald staat Austerlitz symbool voor de duisternis die de wereld omvat en voor de melancholische gedachte ‘hoe weinig wij kunnen vasthouden, wat er allemaal voortdurend in vergetelheid raakt, met elk uitgedoofd leven, hoe de wereld zich als het ware vanzelf leegmaakt doordat de verhalen die kleven aan de talloze plaatsen en voorwerpen die zelf geen vermogen tot herinnering hebben, nooit door iemand worden gehoord of opgetekend…’

 

W.G. Sebald, Austerlitz. (Vert. Ria van Hengel.) De Bezige Bij, 2003, 333p.

EIKEN

Gisteren beving mij de nood om de Dikke Eik te bezoeken, de majestueuze, meer dan driehonderd jaar oude eik in het Meerdaalwoud. Ik wou het met hem hebben over het onuitsprekelijke voorval in de buurt van Turnhout. Ik had graag met hem een uurtje gerouwd. Er is geen woord voor die schanddaad. Moorden doe je, als je mensen van het leven berooft. Doden, als je dieren ombrengt – en volgens de Mozaïsche wet, die het moorden verbiedt, is dat nauwelijks een probleem. Maar hoe noem je de aanval op een levend wezen dat honderden jaren oud kan worden, als een duizenden kilo’s wegende reus in de grond geplant staat en meer dan een miljoen blaren heeft? En hoe noem je de aanval op meer dan honderd van die wezens?

MEIKLOKJES

Ze verstoppen zich achter het brede groen van hun blad, maar hun lieflijk bedwelmende geur geeft lucht aan hun discrete bestaan. Muguets worden ze in het Frans genoemd, of musguets, afgeleid van musc, omdat aroma hun wezen bepaalt. Een achttal kleine klokjes klingelt onhoorbaar in de schaduw van de lindeboom. Elk jaar opnieuw als de meimaand op til is, betoveren ze met hun wit samenspel en herinneren ons aan pril geluk. De precieuze omschrijving lelietjes-van-dalen probeert ze in de adelstand te verheffen, maar ik hecht aan hun proletarische naam die bij de verzuchtingen van 1 mei past.

De droom van de Ier – Mario Vargas Llosa

De Ier in kwestie is Roger Casement, die in 1884 op twintigjarige leeftijd in Liverpool inscheept om in de recentelijk door het Westen ontsloten gebieden aan de Congostroom in centraal Afrika te gaan werken. Het is zijn droom om zijn diensten aan te bieden aan zijn jeugdheld, Henry Morton Stanley, de bij leven al legendarische ontdekkingsreiziger, die na een maandenlange expeditie door het tropische oerwoud de wereld verkondigde dat hij de mysterieuze, maar populaire zendeling en arts, David Livingstone, had gesproken. Door zijn inzet en bekwaamheid maakt Casement snel carrière en al na enkele jaren wordt hij benoemd tot consul van het Britse Rijk. In die hoedanigheid vertrekt hij naar het Congolese binnenland om de alsmaar luider klinkende geruchten over corruptie en slavenhandel te onderzoeken. Hij kan slechts constateren dat de werkelijkheid gruwelijker is dan welke fictie ook. Zijn droom spat uiteen: de kolonialen hebben de drie c’s van christendom, commercie en civilisatie vervangen door de éne c van chicote, de uit nijlpaardenvel vervaardigde zweep die ontelbare ruggen en billen heeft verminkt. In zijn rapport brengt hij gedetailleerd verslag uit van de systematische wreedheden waarbij tienduizenden inboorlingen worden gemarteld en gedood. Zo heeft Roger Casement ervoor gezorgd dat het krankzinnige besluit waarbij het reusachtige land Congo als persoonlijk bezit werd afgestaan aan Leopold II, werd ingetrokken.

Casement wordt gelauwerd, vooral door organisaties die ten strijde trekken tegen slavernij en koloniale uitbuiting en opkomen voor mensenrechten. Maar zijn lijdensweg is niet ten einde. Hij krijgt een consulaat aangeboden in Brazilië en ontdekt tot zijn onnoemelijk afgrijzen dat zich daar op de grens met Peru en Colombia gelijkaardige wreedheden voltrekken: het winnen van rubber en het verdienen van geld rechtvaardigen de afschuwelijkste misdaden tegen de zogenaamde heidenen die natuurlijk altijd kannibalen zijn en moordenaars van hun eigen kinderen. Na een nieuw ophefmakend rapport wordt Roger Casement geridderd.

Hij is amper vijftig jaar, maar hij is moe en ziek. Bovendien is hij tot de bevinding gekomen dat het Britse Rijk al eeuwen Ierland bezet en koloniseert. Hij schaart zich bij de nationalistische beweging die ijvert voor de onafhankelijkheid van Ierland. Met deze nieuwe droom begaat hij de blunder van zijn leven: hij wil van de in 1914 begonnen oorlog gebruik maken om de steun van Duitsland voor de Ierse zaak te winnen. Tijdens de Paasopstand in 1916 wordt hij gevangen genomen en enkele maanden later geëxecuteerd. Mensenrechtenorganisaties hebben geprobeerd om de doodstraf te laten omzetten in levenslange opsluiting, maar tijdens hun campagne worden dagboeken gevonden waarin Roger Casement vertelt over homoseksuele avontuurtjes. Nog altijd woedt de discussie over de echtheid van die bladzijden. Hoe dan ook, voor de systematische marteling van duizenden zwarten of indianen is niemand terechtgesteld…

El sueno del Celta grijpt je naar de keel. Mario Vargas Llosa ontpopt zich (eens te meer) als een geëngageerd schrijver, een meesterlijke verteller, en grandioze stilist. Onder meer voor deze duizelingwekkende roman kreeg hij (terecht) de Nobelprijs voor literatuur.

Mario Vargas Llosa, De droom van de Ier. Meulenhoff, 2010, 400p.

OORLOGSGRAVEN

Het stadskerkhof van Leuven is een park dat wandelaars uitnodigt om er in stilte te passeren en korte tijd te vertoeven. Zodoende kom ik langs oorlogsgraven van buitenlandse soldaten en ontdek dat hier al 75 jaar Russische en Nieuw-Zeelandse jongens liggen, enkele niet ouder dan 19 jaar, omgekomen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Sommige Russen waren krijgsgevangenen van de Duitse bezetter, de Nieuw-Zeelanders maakten deel uit van het vermaarde RAF – als ‘pilot’ of ‘air gunner’. Met mijn hand op de bleke, rechtopstaande steen lees ik de namen en opschriften, terwijl ik mij huiverend inbeeld dat mijn zoon aan de andere kant van de wereld in Nieuw-Zeeland gesneuveld zou zijn.

De onvermijdelijke spreuk van Horatius klinkt nu onwezenlijk: ‘Dulce et decorum est pro patria mori’ / ‘Het is een zoete eer om voor het vaderland te sterven’. En verder: ‘Always to be remembered’. De aanmaning die door ’to be’ verwoord wordt, getuigt nog van een postume eerlijkheid. Want wie zal die plicht vervullen?

Ik kijk naar de prachtige, oude beuken die hun takken met de nieuwe blaadjes tot boven de zerken uitstrekken, hun wortels in de aarde van de gevallenen.

GOEDE VRIJDAG

Het is vandaag Goede Vrijdag. Christenen herdenken de dood van Jezus van Nazareth, die ze de Zoon van God noemen. Hij zou aan het kruis gestorven zijn om de zonden van de wereld weg te nemen. Op Paaszondag staat hij op uit het graf om naast zijn Vader in de hemel plaats te nemen.

Dit verbijsterende verhaal staat opgetekend in de evangelies. We kunnen er lezen dat Jezus voor zijn dood gefolterd werd, dat hem een doornenkroon werd opgezet: ‘corona de spinis’ staat er in de Latijnse vertaling.

Over zonden hebben we het niet vaak meer. Maar het beeld van dood en verrijzenis blijft ons aanspreken. Zullen we dat vandaag gebruiken?

Is ons een doornenkroon op het hoofd gedrukt? Zullen we uit deze beproeving opstaan, als uit de doden?

En als we deze beeldspraak gebruiken, durven we ons dan ook af te vragen op welk kruis we vastgenageld zijn?

 

MUSSEN

Het bestand van de huismus willen we kennen. Om een of andere reden hebben we geen vertrouwen meer in onze Vader, zonder wie niet één mus op de grond zal vallen. Tellen dus! Tot mijn verbazing is hun aantal enorm gestegen. Ik tref ze overal aan: J die vroeger al eens ging fietsen, is een huismus geworden; K die zich graag naar de Oostkantons begaf, en L naar de kust, ook; P de sporter, B de kaarter, allemaal blijven ze in hun nest. Ik geloof dat ik ook veren begin te krijgen en niet verder kom dan: tjielp tjielp tjielp etc. Maar ik heb geluk: ik leef met een zotte mus.