Gisteren is Mirjam begraven, de vrouw van een collega-filosoof. De begrafenis bestond uit een katholieke dienst, gebouwd rond een klassieke eucharistieviering. Op het eind kwamen vrienden getuigen. Ze herinnerden zich Mirjam als een vrouw die graag tuiniert, die bloemen een schitterende bloei bezorgt, en de vruchten uit de fruittuin in smakelijke cakes verwerkt. Mirjam hield ook van dansen, ze maakte al jaren deel uit van een tangoclub die wekelijks bijeenkwam om de Argentijnse dans te beoefenen. De dansgroep haalde eveneens herinneringen op. De dansers stonden rond de kist geschaard en iemand vertelde over de laatste uitstap met Mirjam. En toen verspreidden ze zich in de middenbeuk van de kerk, en op de muziek die stilletjes was beginnen spelen – Piazzolla? – dansten zes koppels. De woorden waren op. Wat restte, was een tango – die de moeilijke zoektocht van mensen naar elkaar symboliseert, hoe mensen zich met elkaar verenigen en elkaar weer loslaten, hoe ze elkaar loslaten zonder elkaar te vergeten. Gekwetste lichamen omarmden voor het laatst een vrouw van wie ze afscheid namen, brachten een laatste melancholische hulde aan een gestorven vrouw. Het is een van de meest aangrijpende, authentieke momenten die ik in jaren heb meegemaakt.