PERSVRIJHEID

Journalisten die echt verbolgen zijn over de leugenachtigheid van een democratisch regime en de leugens van politici met wie ze al eens dineerden,

journalisten die hun carrière oprecht verbinden met persvrijheid,

een dagblad dat echt naar kwaliteit streeft en die kwaliteit zoekt in de waarheidsgetrouwe weergave van feiten,

een dagblad dat in de naam van persvrijheid zijn toekomst als beursgenoteerd bedrijf in gevaar brengt,

rechters voor wie de grondwet meer is dan een vodje papier en die van oordeel zijn dat ‘The press is to serve the governed not the governors’,

een vrouw die zonder haar moeder- en weduwschap te verloochenen de volle verantwoordelijkheid opeist voor de publicatie van zogenaamd geheime documenten –

dit is geen buitenaards sprookje, maar The Post, het relaas van wat zich in 1971 afspeelde tussen New York en Washington, gebracht door Steven Spielberg in magnifieke samenwerking met een gedreven Tom Hanks en een ingetogen Meryl Streep.

MAART

Stop de ijzige kou! Weg met de sneeuw! Halt aan de snerpende wind! Maart doet zijn intrede en deelt bevelen uit die cito presto in acht worden genomen. In een mum van tijd wordt de winter wandelen gestuurd. Maart tekent present: niet het schuchtere optreden van een frêle jonkvrouw die Lente heet, maar de montere dadendrang van een krijger, genaamd Mars, kordaat en doortastend. Rechttoe, rechtaan, zonder dralen, het voorjaar rukt op – als een leger des heils.

OUDERS EN KINDEREN

 

Het ultieme relatietaboe wordt het genoemd: kinderen die scheiden van hun ouders, volwassen kinderen die beslissen om elk contact met (één van) hun ouders stop te zetten. Uit onderzoek blijkt dat die scheiding in ongeveer 10% van de ouder-kind-relaties voorkomt. Verder dat ze niet altijd het gevolg is van onoverkomelijke conflicten tijdens de opvoedingsjaren van het kind en dat de ouder in kwestie niet echt begrijpt wat er aan de hand is, terwijl het kind het gevoel heeft dat het duidelijk verwoord heeft wat er scheelt.

Hoe onbeholpen zijn wij, mensen, hoe kwetsbaar in onze intiemste relaties, hoe breekbaar in wat ons ter harte gaat, hoe reddeloos in ons streven. Hoeveel angst, hoeveel schaamte schuilt in onze diepste verlangens… Hoe worden we in de steek gelaten door de woorden en gebaren waarover we menen te beschikken…

 

 

DRESDEN

Zijn gestotter aanhoren, zijn gestotter zien – ik vond het onverdraaglijk. De broer van mijn moeder kwam vaak bij ons op bezoek, maar luisteren naar zijn gebroken zinnen die door mijn ouders werden aangevuld, kon ik niet aan. Ik holde de tuin in. Voor de oorlog kon je er geen speld tussen krijgen, zei mijn moeder, hij kon alles haarfijn uitleggen. Na de oorlog kwam hij thuis met een afschuwelijke spraakstoornis: hij bleef niet haperen aan bepaalde klanken, het was alsof hij in zijn woorden stikte. Het leek alsof hij niet durfde zeggen wat hij wou zeggen, en daarom de woorden die in zijn mond bleven steken, bij voorbaat wou inslikken. Alsof hij zichzelf vervloekte omdat hij het had over de aardappelen in zijn moestuin, of over het gebrek aan organisatie bij de telefonie waar hij werkte, en niet over dat andere, dat onvoorstelbare, dat onzegbare. De oorlogsjaren, die hij om een geheimzinnige reden in Duitsland heeft doorgebracht, hebben hem verwoest, hebben van hemzelf, van zijn ziel, een ontoegankelijk mijnenveld gemaakt. Nu, op de begrafenis, vertrouwt zijn jongste broer mij toe dat hij het bombardement op Dresden heeft meegemaakt. In de nacht van 13 op 14 februari 1945, vandaag 73 jaar geleden, werd de barokstad door de Geallieerden in een vuurstorm vernield. Mijn oom zal nooit bij de tienduizenden slachtoffers gerekend worden, hij is er niet gestorven, zijn leven is er gestopt.

 

ICARUS

In de zon verbrand ik, zegt hij. Het gebeurt wel vaker dat in zijn uitspraken meerdere lagen verborgen zitten. Hij bedoelt niet alleen dat hij een gevoelige huid heeft. Maar ook dat hij het verhaal van Icarus kent en niet te pletter wil storten. En dat hij een plaats wil bekleden die om een minimale geheimhouding vraagt, om een oponthoud in de luwte. Dat hij wil handelen vanuit de vrijplaats van een schaduw.

Niet de duistere cenakels van de macht die het daglicht niet verdragen, wekken zijn interesse. Maar gaandeweg daagt bij hem het besef dat je misschien echt iets kan verwezenlijken als je in een eerste fase het al te felle licht van de openbaarheid mijdt. Hij zoekt niet de duisternis die verstopt en wegmoffelt, maar de schaduw die beveiligt en behoedt.

In de zon verbrand ik, zegt hij, als het ware langs zijn neus weg. En die gelaagde uitspraak baadt in de schaduw die ze zelf werpt.

 

GEDICHTENDAG 2018

 

Een zwemmer is een ruiter

 

 

Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water,

is liefhebben met elke nog bruikbare porie,

is eindeloos vrij zijn en inwendig zegevieren.

 

En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers,

is met armen en benen aloude geheimen vertellen

aan het altijd allesbegrijpende water.

 

Ik moet bekennen dat ik gek ben van het water.

Want in het water adem ik water, in het water

word ik een schepper die zijn schepping omhelst,

en in het water kan men nooit geheel alleen zijn

en toch nog eenzaam blijven.

 

Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.

 

 

Uit: Paul Snoek, Hercules. (1958)

 

STRAATARM

Het wacht mij op in de kelder van Petit Palais in Parijs. Het is een schilderij van een mij onbekend schilder, Fernand Pelez. Het stelt een moeder voor die met vijf kinderen op straat leeft: drie kinderen slapen op jute zakken, een vierde krijgt de borst, een vijfde zit helemaal links in de hoek en kijkt mij, zoals de moeder, recht in het gezicht – met ogen als van een dode. Het middelpunt van het doek, waar de twee diagonalen elkaar kruisen, wordt ingenomen door de zuigeling die op het hoofd een wit kapje draagt. Dit wit vangt en weerkaatst het licht, maar dit lichtpuntje wordt op de rest van het doek overschaduwd door vale en vuile kleuren. Links boven het hoofd van de vermoedelijk oudste jongen hangt een affiche die een Grande Fête aankondigt. Twee woorden op een verkleurde en gescheurde affiche volstaan om een onoverbrugbare maatschappelijke kloof zichtbaar te maken. Het schilderij dateert uit 1883 en heet Sans asile.

BERCEUSE VOOR TF

 

Meneer Theo Francken, welterusten.

Slaap maar lekker in je mooie nette huis.

Denk maar niet te veel aan al die verre kusten

waar ook mensen zitten, eenzaam, zonder thuis.

Denk maar niet aan al die mensen die verrekken,

hoeveel vrouwen, hoeveel kinderen zijn vermoord.

Droom maar dat u aan het langste eind zult trekken

en geloof van al die tegenstand geen woord.

En u zult toch ook zo langzaamaan wel weten

dat er mensen zijn die ziek zijn van geweld,

die het leed en de ellende niet vergeten

en voor wie nog steeds een mensenleven telt.

Droom maar niet te veel van al die dode mensen,

droom maar fijn van overwinning en van macht.

Denk maar niet aan al die vredeswensen,

meneer Theo Francken, slaap zacht.

 

 

(Vrij naar Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot)

 

 

Het raadsel Spinoza — Irvin D. Yalom

Alfred Rosenberg, verwoed antisemiet en rabiaat nazi-ideoloog, is zijn leven lang geobsedeerd door Spinoza, de uit Portugal afkomstige, in Amsterdam wonende, zeventiende-eeuwse filosoof van Joodse origine. Die obsessie begint in zijn jeugd, op het moment dat hij verneemt dat de Duitse genieën uit het verleden, Goethe, Hegel en Nietzsche, diepgaand door Spinoza zijn beïnvloed. Hij raakt helemaal in de war, als hij te weten komt dat Spinoza tot het zo door hem gehate Joodse ras behoorde. Zijn verwarring wordt verbijstering, als hij ontdekt dat de Joodse gemeenschap van Amsterdam in 1656 de banvloek over Spinoza heeft uitgesproken. Is Spinoza een Jood of niet?

De roman is onderverdeeld in 33 hoofdstukken, die zich beurtelings in het zeventiende-eeuwse Nederland en in het twintigste-eeuwse Estland en Duitsland afspelen. Het eerste verhaal begint in Estland, waar Rosenberg opgroeit, en gaat verder in München, waar een stelletje intellectuele minkukels erin slaagt om met een partij die zowel nationaal als socialistisch is, politieke zeges te behalen. Het tweede voltrekt zich in Amsterdam, waar Spinoza geëxcommuniceerd wordt omwille van zijn moderne opvattingen over God, de Joodse eredienst en de Heilige Schrift.

Yalom hanteert een opmerkelijke verteltechniek. Het grootste deel van zijn roman bestaat uit gesprekken: enerzijds tussen Rosenberg en een jeugdvriend, die geïnteresseerd is in de opkomende psychoanalyse en de mogelijkheden van de talking cure uitprobeert; anderzijds gesprekken waarin Spinoza zijn theorieën over God, het menselijk intellect, de hartstochten en de democratie uiteenzet. Zo brengt de roman een hulde aan de kracht van zelfreflectie: hoe het denken de overwinning behaalt op bijgeloof en onwetendheid en hoe het onvermogen om te denken de mens opsluit in vooroordelen omtrent ras en bloed; hoe gedachteloze mensen elkaar in een ijzeren greep van achterdocht houden en hoe het denken aan mensen de kracht geeft om de eenzaamheid te omhelzen.

 

 

Irvin D. Yalom, Het raadsel Spinoza. Amsterdam, Balans, 2012, 430p.

KERSTWENS 2017

Wees niet bevreesd wanneer de vlagen gaan

rondom uw huis – het is uw aards verblijf.

Wees niet bevreesd als ziekte u komt slaan –

uw lichaam was altijd een aards verblijf.

Zonder bekommernis laat u ontgaan

roem, eer en staat; zij zijn een aards bedrijf.

Maar wees bevreesd wanneer de tranen gaan,

de bevende, om wat is aangedaan

door u.

De liefde is uw eeuwige verblijf.

 

 

 

Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten. Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2001, p. 389.