NICENESS

Het is geen simpele kwestie die plots te berde gebracht wordt in de Guinness-bruine kroeg van het eiland Inisherin: leven we op aarde om lief te zijn voor elkaar of om iets blijvends achter te laten? Met die moeilijke vraag verduidelijkt Colm waarom hij genoeg heeft van zijn jarenlange vriend Padraic. En hij voegt eraan toe: als we teruggaan naar de achttiende eeuw, wie herinneren we ons? Iemand die lief was voor zijn medemensen of iemand die zich terugtrok uit de wereld en muziek componeerde?

Colm spiegelt zich aan Mozart. Hij is het onbenullig gebabbel van zijn maat Padraic, die het dag na dag over zijn geliefkoosde ezel Jenny heeft, (stront)beu en wil zich aan de muziek wijden. Padraic is met verstomming geslagen, als hij verneemt dat niemand zich zijn jarenlange vriendelijkheid zal herinneren. ‘What about niceness?’ mompelt hij.

Colm heeft het bij het rechte eind. Een kunstwerkje, hoe onooglijk ook, een deuntje, een versje, een tekening, heeft veel meer kans om als ding in de wereld te blijven bestaan dan een aardig gebaar dat gedoemd is om, eens gemaakt, te verdwijnen. Vriendelijkheid wordt herinnerd, op voorwaarde dat ze in woorden wordt vastgelegd. Die knoop ontwarren is te hoog gegrepen – in elk geval voor de fidele knul die Padraic is.

VRAAG HET EENS MOOI

Begeleiden, verleiden, afleiden, misleiden behoren tot de vele mogelijkheden die ons, mensen, door de taal geschonken worden. Onze peuter heeft dat snel ontdekt.

Hij is dol op boterhammen met choco, maar wij, verantwoordelijke grootouders, vinden dat hij er niet meer dan twee per dag mag eten. Toen we hem gisteravond vroegen waar hij nog trek in had, was zijn antwoord: ‘Ik wil nog een boterham met daarop iets uit een pot met een deksel. Affe-ieft.’

Ja, aan alles kunnen we weerstaan… Maar aan een slimme omschrijving, gevolgd door ‘affe-ieft’?

Kerst 2022

I do not know much about gods; but I think that the river

Is a strong brown god – sullen, untamed and intractable,

Patient to some degree, at first recognised as a frontier;

Useful, untrustworthy, as a conveyor of commerce;

Then only a problem confronting the builder of bridges.

The problem once solved, the brown god is almost forgotten

By the dwellers in cities – ever, however, implacable,

Keeping his seasons and rages, destroyer, reminder

Of what men choose to forget. Unhonoured, unpropitiated

By worshippers of the machine, but waiting, watching and waiting.

(T.S. Eliot, The Dry Salvages, vers 1-10.)

Ik weet niet veel af van goden; maar voor mij is de rivier

Een sterke bruine god – nukkig, ontembaar en onhandelbaar,

Nogal geduldig, eerst herkend als een grens;

Nuttig, onbetrouwbaar, als handelsweg;

Dan alleen een probleem voor de bouwers van bruggen.

Is het probleem opgelost, wordt de bruine god bijna vergeten

Door de stadsbewoners – maar altijd onverbiddelijk

In zijn getij en zijn drift, vernieler en maner

Aan wat de mensen liever vergeten. Niet vereerd, niet vermurwd

Door de aanbidders van de machine, maar wachtend, wakend en wachtend.

REMUS

21 december – het traditionele begin van de winter is voor ons nu definitief verbonden met het begin van nieuw leven. Remus is geboren!

Laten we dat nieuwe begin vieren en ons Romeintje verwelkomen met een vers in het Latijn, van Rome’s grootste dichter, Vergilius:

‘incipe parve puer risu cognoscere matrem’ / ‘begin, kleine knaap, herken je moeder met een lach’

Aurora — Luis Landero

Sinds de film Festen weten we dat familiefeesten volledig in het honderd kunnen lopen en aanleiding vormen voor de meest schokkende onthullingen en afrekeningen. Ook in de roman Aurora van de Spaanse auteur Luis Landero speelt dit gegeven op de achtergrond mee. Gabriel, de jongste telg uit een gezin met drie kinderen, beslist om de tachtigste verjaardag van zijn moeder te vieren met een reünie. Hij gaat daarmee in tegen de uitdrukkelijke wens van zijn twee zussen, Sonia en Andrea, die van hun moeder houden zolang ze niet te dichtbij komt, en van de moeder zelf, die feesten een gevaarlijke buitenissigheid vindt. Zijn beslissing ontketent een smadelijk proces van rancuneuze roddel: de moeder voelt zich onbegrepen omdat de kinderen met veel liefde over de overleden vader spreken, de zussen zijn van oordeel dat Gabriel steevast bevoordeligd werd, Sonia neemt het haar moeder kwalijk dat ze als oudste snel ingeschakeld werd in de zorg voor het gezin en dus niet heeft kunnen studeren, Andrea beschouwt zichzelf sowieso als de verstoteling van de familie, Gabriel vindt dat zijn zussen onverbeterlijke zeurkousen zijn, enzovoort. Het vooruitzicht van een gezamenlijk feest ter ere van de moeder legt bloot hoe de familie door onenigheid verscheurd wordt en hoe de gezinsleden aan mekaar geklonken zijn in afkeer en weerzin.

Getuige van dit deprimerende spektakel is Aurora, de vrouw van Gabriel. Allen komen met hun verhaal bij haar terecht: de moeder met de klacht dat de kinderen niet inzien hoe moeilijk ze het na de vroege dood van haar man gehad heeft, Sonia met het verhaal over een gedwongen huwelijk, Andrea met de grief dat zij wel had willen trouwen met de man van wie Sonia uiteindelijk gescheiden is… Uren hangt ze aan  de telefoon, want ‘je kunt zo goed luisteren, lieve Aurora’. Tegen het onherstelbare verdriet uit het verleden bestaat immers geen beter medicijn dan het rustig uiteen te zetten voor een lankmoedig en solidair gehoor. En niemand vraagt zich af wat die onophoudelijke stroom aan giftige woorden aanricht in het hoofd van Aurora. Zij daarentegen ontdekt dat het niet waar is dat gesproken woorden verwaaien in de wind, dat ze integendeel jarenlang kunnen sluimeren in een uithoek van het geheugen. Wanneer breekt de dam? In deze vraag schuilt de spanning van Landero’s psychologische thriller.

Luis Landero, Aurora. Wereldbibliotheek, 2021, 240p.

WIJZERS

De crisis in het onderwijs is minstens even dramatisch als de (voorbije?) coronapandemie. Al was het maar omdat er geen vaccin is, nu niet, volgend jaar niet, nooit, en het verre van duidelijk is welke maatregelen van toepassing zijn.

Betreffen de juiste maatregelen een aanpassing van de financiële vergoeding, van de leerlingenaantallen in de klassen, van de ongelijkheid in taakverdeling? Of betreffen ze het herstel van wat onderwijs in de echte zin van het woord doet gedijen: de verwondering, de liefde voor alle vormen van kennis, gezag, de lust om te lezen en te schrijven, de drang om te leren, de aandacht voor het wezenlijke en zinvolle, het verlangen om samen te spreken?

Het codewoord is ‘neutraliteit’. Maar kan bezielend onderwijs in het teken staan van neutraliteit? Kan begeestering plaatsvinden in een neutrale ruimte? Moet het leslokaal geen vrijplaats zijn waar woorden op zoek gaan naar betekenis en dus de strijd aangaan met de dictatuur van de leuzen en de kitsch, met het stompzinnig gezwets en gebral, met de haast van het oppervlakkige? Een vrijplaats, waar weloverwogen gedachten de tijd en de ruimte krijgen om te groeien, waar ervaringen zich laven aan zowel de oudste als de nieuwste theorieën en inspiratie zoeken in het oneigentijdse geheim van kunst?

Misschien is de onderwijzer geen wijze, maar hij is hopelijk wel een wijzer.

IN DE MIST

Op wandel in de ochtendnevel valt mij een vers van Guido Gezelle in: ‘Gegrauwdoekt is de grond’. Ik heb het altijd een prachtig beeld gevonden voor de doffe stilte en grijze treurnis die de natuur op een mistige morgen inkapselen. Het vers illustreert hoe onvolkomen de wereld waarin wij leven, zou blijven, als ons niet de kunst gegeven was of als de muzen onze zintuigen niet zouden openen voor de betekenis van wat zich voordoet. De muzen zijn in de Griekse mythologie de dochters van Mnêmosynê en aldus de hoeders van het aandenken. Door hun optreden worden gebeurtenissen bewaard: gebeurtenissen krijgen een onderkomen in gedichten en verhalen, in de sobere of zwierige haal van tekeningen, in de stemming van melodie en klank, in de hartstocht van de dans. De vraag is niet of kunst de wereld kan redden, maar of er zonder muzische inspiratie wel een wereld zou zijn.

EEN ROBBERTJE KAARTEN

Hij is de oudste onder de kaarters. Hij troeft ons af met zijn truuks, maar vergeet soms dat die niet alleen zijn tegenspelers misleiden. Het is zijn uitdrukkelijke wens om in de laatste weken van zijn leven te blijven kaarten. Zo zitten we rond zijn keukentafel geschaard en schikken ons naar het onpeilbare lot. Is er een treffender symbool dan het kaartspel, waar schoppenvrouw altijd rondwaart? De vier kleuren worden uitgedeeld, de azen en de heren verspreid in een slagorde die niemand kent en onverklaarbaar blijft. Toch is de inzet veranderd: de stemming wordt niet langer bepaald door winst of verlies, maar door een gedeelde kameraadschappelijkheid. Samenhorig in het gezamenlijk spel stellen wij het afscheid uit.

SPOKEN

Vroeger geloofden mensen in spoken. Dank zij onze westerse rationaliteit weten wij dat spoken niet bestaan. Van dat curieuze bijgeloof uit vroegere tijden hebben wij een spelletje gemaakt. De hele wereld doet er aan mee – van Dublin tot Seoel. Niets zo amusant als lekker griezelen. Tot onze ontsteltenis komen we soms tot de ontdekking dat het onder mensen wel degelijk kan spoken. Dat lekker griezelen omslaat in een helse gruwel. Dat mensen hun zinnen verliezen en als bezetenen te keer gaan.

DONETSK

‘De oorlog houdt nooit op. Dit is niemandsland. De ene wil het, de ander wil het. Maar niemand wil ons.’ Aldus een bejaarde inwoner van Lyman, een compleet verwoeste stad in Donetsk, enige tijd ingenomen door Rusland, nu opnieuw in handen van Oekraïne.

Vier korte zinnen als pakkende getuigenis van de ontmenselijking die in een oorlog om zich heen grijpt. De oorlog is het terrein van niemand, dit wil zeggen: van individuen die zich niet als iemand gedragen, maar als ontmenste wezens. Woestenij zegeviert.