BIJ EEN PRUIMELAAR

‘Het schone van natuur passeert toch alle kunst’, dichtte Bredero ongeveer vierhonderd jaar geleden. Ik word aan het vers herinnerd door de tak van een pruimelaar die mijn vrouw afgeknipt heeft en in een vaas gezet. De tak is beginnen bloeien: op het oude, kromme hout is bloesem verschenen, tere witte blaadjes in een groene knop versierd met piepkleine gele meeldraadjes.

Vanop afstand doet het veelkleurige stilleven aan een schilderij van Van Gogh denken. Maar ik weet niet of ik het eens ben met Bredero: wordt het schone in de kunst overtroffen door natuurlijke schoonheid? Of helpt kunst ons om het schone van de natuur te zien? Door de lentebloesem van Van Gogh die op zijn doek enkele bloeiende takken inkadert, zien we wat voor een kunstenaar de natuur wel is; door de luchten van Turner zien we het penseel van de zon dat op de wolken fijne kleurlijntjes achterlaat; door de schilderijen van Monet kijk je anders naar de waterlelies, naar de kleuren die ze werpen op het water waarin de wilgen weerspiegeld staan.

Bestaat kunst uit de nabootsing van de natuur? Of is kunst de uitgelezen manier waarop de schoonheid van de natuur in de openbaarheid treedt? 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.