De krant is de laatste dagen snel doorgenomen. IJverig op zoek naar iets wat ik graag wil lezen, ben ik na jaren opnieuw bij Garfield beland – om vast te stellen dat de voorspelbaarheid ervan nog altijd even eentonig is. Vandaag heb ik uit arren moede zelfs het artikel over de Rode Duivels gelezen – ja, wat moet je anders? Slechtste match ooit, meen ik begrepen te hebben. Op den duur zou ik zelfs verlangen naar de betweterij van Mia Doornaert. Tectonic en Sudoku – dat blijven vaste posten. Maar voor het overige? Die zogenaamde heren in maatpak en met een pet – brr.
GLOED — Sandor Marai
Waarom zou je een boek twee keer lezen? Hieronder het antwoord van Gloed.
‘Het kasteel sloot alles in zich op, als een grote, rijkelijk bewerkte stenen grafkelder… Het sloot ook de stilte op, en de herinneringen die in de geheime holten van de kamers sluimerden, zoals paddenstoelen, vocht, vleermuizen, ratten en kevers in de vochtige kruipruimten van zeer oude huizen. Op de deurkrukken kon men de trilling van een hand voelen, de opwinding van een lang vervlogen ogenblik, toen de hand aarzelde om deze deur te openen. Ieder huis waar mensen door de volle kracht van passie zijn beroerd, vult zich met deze vage inhoud.’
‘Op een dag moeten we degene verliezen van wie we houden. Wie dat niet verdraagt, moet maar bezwijken, want hij is geen heel mens.’
‘Details zijn soms belangrijk. Ze houden het geheel bij elkaar, ze zijn een soort kleefstof voor het materiaal van de herinneringen.’
‘Wat is een vriendschap waard waarbij we alleen van de deugden, de trouw en de standvastigheid van de ander houden?’
‘We moeten erin berusten dat we zus of zo zijn, en wanneer we dat doen, moeten we weten dat we daarvoor van het leven geen compliment krijgen. We moeten ons karakter, onze geaardheid verdragen, met onze fouten, ons egoïsme en onze hebzucht, waaraan ervaring noch inzicht iets kunnen veranderen. We moeten verdragen dat degenen van wie we houden niet van ons houden of niet op de manier die we hopen. We moeten voortreffelijkheid in karakter of verstandelijke vermogens van een ander mens verdragen.’
‘Ik besef niet dat iemand die zo krampachtig alles aan de ander wil vertellen, misschien juist met die onvoorwaardelijke eerlijkheid over alles spreekt om niet te hoeven spreken over iets wat belangrijk en essentieel is.’
‘Want de dingen overkomen ons niet alleen maar. De mens doet het ook zelf, wat hem overkomt.’
De letterlijke vertaling van de Hongaarse titel is: De kaarsen branden.
(Sandor Marai, Gloed. Wereldbibliotheek, 2000, 156p.)
HERFSTGESPREK
We rijden met de auto langs de vest en wijzen elkaar de bomen aan en het najaarslicht.
‘Opa, weet je wat ik zo mooi vind in de herfst: de gele en de rode en de oranje blaren…’
‘Ja, mooi, hé’
‘Weet je wat mijn lievelingskleur is?… Oranje!’
‘Ja, echt? Mijn lievelingskleur is blauw.’
‘Zijn er ook blaren die blauw worden?’
‘Nee, dat denk ik niet.’
‘Dat zou ik wel leuk vinden: blaren die blauw worden…’
HERFSTDAG
(Vrij naar R.M. Rilke)
Het is tijd. De zomer was groots.
Verleen de vruchten nog twee zonnige dagen
en jaag de laatste zoetheid in de witte wijn.
Laat de mist dan over de velden komen.
Waken zullen we, lezen, en lange gesprekken voeren,
rusten bij het tellen van de vallende kleuren.
SCHAAM U, ISRAËL
Hannah Arendt, Walter Benjamin, Paul Celan, Noam Chomsky,
Jacques Derrida, Albert Einstein, Sigmund Freud,
David Grossman, Heinrich Heine,
Hans Jonas, Franz Kafka, Emmanuel Levinas,
Karl Marx, Susan Neiman, Amos Oz,
Karl Popper, Joseph Roth, Philip Roth, Baruch de Spinoza,
Susan Sontag, Simone Weil, Irvin Yalom, Stefan Zweig
Zeggen neen aan het Israël van Netanyahu
ARCANGELI
Wat is er gebeurd met de aartsengelen die zo krachtig optraden in de oerchristelijke mythen over goed en kwaad? Dat lijkt Berlinde De Bruyckere zich af te vragen op haar tentoonstelling in Venetië, waar ze van de Benedictijnen een gewijde plaats toegewezen kreeg in de prachtige kerk van San Giorgio Maggiore.
Hoog boven mij zie ik figuren: de huid lijkt levensecht, maar is gemaakt van was, het hoofd is met een ruwe deken bedekt. Eigenlijk zie ik alleen de benen en de voeten die, niet in staat om van de aarde los te komen, naar een wankel evenwicht zoeken.
De engelen hebben hun vleugels afgelegd en de gedaante aangenomen van rouwenden die om het lijden van de mensen treuren: pleureuses zonder gezicht, naamloos en eenzaam in hun verdriet. Ze zijn niet langer de boodschappers van Gods glorie, hun jubelzang is een treurlied geworden.
EEN ROODBORST
Onvervaard duikt hij plots op uit het niets. Ik heb pas het gras gemaaid en de randen van het perk aan de kant van het terras met een grasschaar geknipt. Is het goed zo? Over de boord van het terras huppelend, lijkt een roodborst dit met open bek en heftig hoofdschuddend te bevestigen. Mij gunt hij nauwelijks een blik. Meet hij zich de bravoure van een krijger aan met de rode borst als een blinkend schild in de najaarszon? Of komt hij in stil vertrouwen met de rode borst als een roos van vriendschap? Robin, het roodborstje.
OORLOG OF VREDE?
Wie denkt in een gesprek over Rusland nog aan muziek en literatuur? Wie denkt, als Rusland vernoemd wordt, nog aan Tsjaikovski, Stravinsky en Prokofiev, of aan Tolstoj, Tsjechov, Grossman, en Tsvetajeva? Met deze door reddeloosheid ingegeven vragen begint Michaïl Sjisjkin zijn boek Mijn Rusland. Hij herinnert eraan dat nazi-Duitsland in 1945 eenzelfde lot beschoren was: wie dacht toen in een gesprek over Duitsland aan Beethoven en Brahms, of aan Goethe, Hegel, Hölderlin en Rilke?
En hij vervolgt: ‘De Duitsers hebben geleerd schuld te dragen en het verleden te verwerken en waren in staat een democratisch georiënteerde maatschappij op te bouwen. De wedergeboorte van het land was gebaseerd op de allesverpletterende nederlaag van de oorlog. Ook Rusland heeft dat “uur nul” nodig. Zonder boetedoening en erkenning van nationale schuld is er in Rusland geen democratisch nieuw begin mogelijk. Maar zal het tot een Russische knieval komen in Kiev, Charkiv, Marioepol? In alle landen waar Russische tanks zijn geweest: Boedapest, Praag, Tallinn, Vilnius, Riga, Grozny?’
FRANZ KAFKA
2024 is het jaar van Franz Kafka, die honderd jaar geleden stierf aan strottenhoofdtuberculose en wiens leven en werk onwrikbaar verbonden is met Praag. Kafka’s naam staat voor ondelgbare schuld en schaamte, voor een noodlottige onaangepastheid en sombere wereldvervreemding. Toch staat in zijn dagboek ook het volgende te lezen:
Het is heel goed denkbaar dat de heerlijkheid van het leven in al haar rijkdom rondom iedereen en altijd klaarligt, maar versluierd, in de diepte, onzichtbaar, heel ver weg. Maar ze ligt daar, niet vijandig, niet onwillig, niet doof. Als je haar met de juiste woorden roept, bij de juiste naam, dan komt ze. Dat is het wezen van de magie, die niet handelt, maar roept.
NAFISSATOU THIAM
Sommigen dansen van vreugde, anderen huilen van geluk.
Maar onvergetelijk zijn de woorden van Nafi Thiam, die in de zevenkamp voor de derde keer olympisch goud wint: ‘Men spreekt van succes, maar ik herinner mij de opofferingen, de twijfels, de tranen, de pijn. Je inzetten volstaat niet, de sport geeft, en je moet klaar zijn om te aanvaarden wat je krijgt.’
Zo spreekt ze onrechtstreeks haar dank uit aan al haar medestanders die met haar de weg naar de overwinning hebben gebaand, en huldigt ze meteen haar minder fortuinlijke tegenstanders van wie de opofferingen niet naar de zege geleid hebben.