NAFISSATOU THIAM

Sommigen dansen van vreugde, anderen huilen van geluk.

Maar onvergetelijk zijn de woorden van Nafi Thiam, die in de zevenkamp voor de derde keer olympisch goud wint: ‘Men spreekt van succes, maar ik herinner mij de opofferingen, de twijfels, de tranen, de pijn. Je inzetten volstaat niet, de sport geeft, en je moet klaar zijn om te aanvaarden wat je krijgt.’

Zo spreekt ze onrechtstreeks haar dank uit aan al haar medestanders die met haar de weg naar de overwinning hebben gebaand, en huldigt ze meteen haar minder fortuinlijke tegenstanders van wie de opofferingen niet naar de zege geleid hebben.

KORTRIJK

Een bezoek aan de Triënnale in Kortrijk laat mij nog maar eens ervaren wat kunst vermag.

In een van de Broeltorens toont Erkan Özgen een korte film, waarin een doofstomme jongen, gezeten op een tapijt, vertelt over de gruwel van de oorlog in Syrië. Zijn uiterst expressieve gezicht,  zijn verschrikte ogen en zijn ondubbelzinnige gebaren hebben geen woorden nodig om de onmenselijke wreedheid uit te beelden.

In de Karmelietessenkapel ligt een werk van Motoi Yamamoto, dat op een enorme doek in kant lijkt, maar in feite uit schitterend wit zout bestaat. Zinspelend op de oeroude gewoonte om voedsel in zout te bewaren, bouwt de kunstenaar een stil monument dat eens te meer zonder woorden gedenkt.

Oorverdovend is de klacht om het barbaarse geweld, recht door zee gaat het treuren om de geliefde.

KAUWEN

Elke dag opnieuw, als het begint te schemeren, zoeken de kauwen elkaar op. Luid krassend en klapwiekend zwermen ze met honderden tegelijk door de lucht, waar ze in een ogenschijnlijk wanordelijke troep cirkels draaien om dan samen te scholen op de toppen van de hoogste bomen in het park.

Wat gebeurt hier? Hoeveel duizenden jaren is dit al gaande? Hoe weten ze of beslissen ze wie de leiding heeft? En waarom wordt dit dagelijks opgevoerd? Om de samenhorigheid te versterken? Om verdedigingsmechanismen tegen een mogelijke aanval door roofvogels in te oefenen? Of is het een poging om eendrachtig de opkomende nachtelijke duisternis te bezweren?

UNTER DEN LINDEN

De zomerzon geeft vaak verstek, en toch zijn de bomen op afspraak. Zeker de linden wier zoete geur overal in de stad zweeft. Leuven is een klein Berlijn, we leven unter den Linden, beroesd door het parfum van de bomen met de vrouwennaam. Geen wonder dat dichters al eeuwen fantaseren over het minnespel onder de linde. De dichter met de meest poëtische naam, Walther von der Vogelweide, wijdde er rond het jaar 1200 een lied aan.

Under der linden
an der heide,
dâ unser zweier bette was

Dat zijn pas beleuvenissen.

ANNABELLE

Ze liggen er gebroken en terneergeslagen bij – de hydrangea’s met de verleidelijke naam Annabelle. Ze zijn gesneuveld in de aanhoudende regenvlagen die hen als dodelijke pijlen hebben getroffen. Het heilige woord over de leliën des velds, wier onaantastbare heerlijkheid die van tempelbouwer Salomo overtrof, is weerlegd. Want zie, de sneeuwbalhortensia’s, die als winterhard worden geroemd, zijn door de striemende zomerneerslag gekraakt.

IMMANUEL KANT

2024 is het jaar van Immanuel Kant, die driehonderd jaar geleden geboren werd in Königsberg, de stad die hij nooit zou verlaten. Hij wordt aangezien als de grootste filosoof van de Verlichting, en als een van de grootste filosofen uit de westerse geschiedenis. In het laatste decennium van de achttiende eeuw schreef Kant een tekst met als titel Naar de eeuwige vrede. Daarin staat het volgende te lezen:

Als men hiermee het ongastvrije gedrag van de beschaafde, voornamelijk handeldrijvende staten van ons werelddeel vergelijkt, dan is de onrechtvaardigheid die zij ten toon spreiden bij het bezoek aan vreemde landen en volkeren (voor hen staat dat gelijk met veroveren), schrikbarend groot. Amerika, de neger-landen, de specerij-landen, de Kaap enz. beschouwden zij bij hun ontdekking als landen die aan niemand toebehoorden, want voor hen telden de inwoners ervan helemaal niet. Onder het voorwendsel slechts de bedoeling te hebben om handelsnederzettingen te vestigen, brachten zij in Oost-Indië vreemde, oorlogszuchtige volkeren binnen en met hen de onderdrukking van de inheemse bevolking, het aanzetten van de verschillende staten aldaar tot wijdverbreide oorlogen, hongersnood, oproer, trouweloosheid en hoe de litanie van kwalen die het menselijke geslacht kwellen, verder mag luiden. En dit doen machten die van vroomheid veel werk maken en die in hun rechtzinnigheid als uitverkorenen beschouwd willen worden, terwijl zij onrecht als water drinken.

BROERS

Anderhalf jaar is hij, en samen met zijn twee jaar oudere broer raapt hij het snoeisel bijeen dat vader op de stoep achtergelaten heeft, en brengt het naar de kleine kruiwagen. Onopvallend worden ze ingeschakeld in het huiselijk leven, speels leveren ze een bijdrage. De oudste toont wat er moet gebeuren, hij neemt een handvol takken en blaren en gooit die in de kruiwagen; de jongste doet hem na, een handvol is voor hem één takje dat hij voorzichtig op de bijeengeraapte hoop legt. Noem het broederschap, noem het samenhorigheid: de jongste leert hoe te volgen, de oudste leert hoe voor te gaan. Het is een van de meest aangrijpende scènes die ik de laatste jaren gezien heb.

AFGEROST

Op 3 januari 1889 verlaat Friedrich Nietzsche zijn kamer op de Piazza Carlo Alberto in Turijn. Eens op straat ziet hij hoe een paard door een koetsier afgeranseld wordt. Overweldigd door medelijden, valt hij het dier om de hals. Het is zijn laatste heldere daad, vooraleer hij, lichamelijk en geestelijk uitgeput, instort.

Daar werd ik aan herinnerd, toen ik gisteren het schilderij van Kurt Peiser zag op de tentoonstelling van KunstUur in Mechelen. Op de achtergrond afgejakkerde paarden, vooraan twee mannen en een gevallen paard: de ene probeert het grote dier recht te trekken, de andere geselt het met striemende stokslagen. Het paard is in vergelijking met de menselijke figuren buitengewoon groot geschilderd, maar het is bezweken onder het onmenselijk labeur.

Naar verluidt, had Kurt Peiser dergelijke taferelen waargenomen in de dokken van Antwerpen. Overal in de Europese steden werden paarden afgebeuld: ze werden ingezet om mensen te vervoeren en zware vrachten te dragen, dag en nacht moesten ze opdraven in de fabrieken, de mijnen, de havens.

Brutaliteit is de titel van het schilderij, het dateert van 1910.

GEBEURD

Terwijl ik in onze voortuin kijk naar de rozelaar die de ochtendlijke bui heeft doorstaan, verneem ik het overlijden van een verre vriend. Zelden waren de mij al jaren vertrouwde woorden van Werumeus Buning meer van toepassing:

Zo tedere schade als de bloemen vrezen

Van zachte regen in de maand van mei,

Zo koel en teder heeft uw sterven mij

Schade gedaan, die nimmer zal genezen.

En de dichter weet dat het gebeurde moet worden gedragen:

Gij hebt de witte en de rode rozenbladen
Gebeurd in uwe smalle hand…

Met het mooie woord ‘gebeurd’ van ‘beuren’ in de betekenis van ‘dragen’. Er is zoveel om te dragen.

HERBERGIER ERIC

Eric Hemelaersplein – zo heet voortaan het kruispunt van de Kortrijksestraat en de Schoolbergenstraat op de grens van Kessel-Lo en Linden. Het is genoemd naar Eric, jarenlang de cafébaas van De Kastaar. Eric was een bescheiden kastelein die in zijn etablissement voor een gezellige ambiance zorgde. Gisteren kwamen meer dan honderd mensen afscheid nemen, niet omdat het café sluit, maar omdat Eric op het punt staat te vertrekken naar waar zijn celestijnse naam hem roept. Het was een aangrijpend vaarwel en een eerbetoon aan een herbergier, een waard die erin geslaagd is mensen tussen pot en pint een herbergzame stek te geven.