BAKHMUT

‘Bakhmut holds.’ Die boodschap horen we nu al dagen. Maar wat betekent ze? Dat de Oekraïners dapper stand houden? Dat wij ze niet in de steek mogen laten?

Of betekent ze dat de Oekraïners en de Russen hoe langer hoe meer op elkaar lijken? Dat een gewelddadige, niets ontziende oorlog de zogenaamde tegenstellingen uitveegt en de tegenstanders homogeniseert? Dat in totalitaire oorlogen de zogenaamde vijanden verwisselbaar zijn? Dat oorlogen de zogenaamde vijanden reduceren tot bondgenoten in het kwaad?

Daarom prevel ik dagelijks de woorden van Leo Vroman:

Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

CATASTROFES

Najaar 1965, Sint Jozefscollege Aalst. Een missionaris jezuïet vertelt aan ons, jongens van het zesde leerjaar, over de inwoners van Angola en Congo, de voormalige Belgische kolonie. Hij eindigt zijn bevlogen verhaal met de vurige oproep: ‘Wij moeten die mensen helpen. Niet uit naastenliefde, maar uit eigenliefde, want ze zullen allemaal komen.’ Profetische woorden. De migrantenstroom is meer dan een halve eeuw geleden voorspeld. Maar zijn we voorbereid?

Zomer 1972. In de Aula-reeks een boekje met als titel Rapport van de Club van Rome. Het is een vertaling van The Limits to Growth, waarin onderzoekers van het befaamde MIT de klimaatverandering voorspellen.

Iets gelijkaardigs kan nu gezegd worden over de aardbeving in Turkije en Syrië. Blijkbaar werden de gevolgen van een mogelijke aardbeving tot in de puntjes voorspeld. Altijd opnieuw doen we alsof catastrofes ons als een anoniem noodlot van buitenaf overvallen, alsof we pech hebben. Maar in feite organiseren we onze eigen misère.

Waaraan ligt dat? Gemakzucht? Winstbejag? Of hebben wij een soort kennis ontwikkeld die ons belet om tot actie over te gaan? Een kennis waarbij we er niet in slagen om de  objectieve vaststelling om te zetten in subjectieve betrokkenheid. Wanneer gaan we ons realiseren dat we verwikkeld zijn in wat ons overkomt?

AFTERSUN

Het onachterhaalbare van het verleden lijkt vandaag te worden gelogenstraft door het beeldmateriaal waarover we beschikken: foto’s, video’s, films. Het lijkt alsof we het verleden kunnen bewaren en herbeleven. Maar wat zien we nu als we naar films van twintig jaar geleden kijken? En leveren die levendige herinneringen ons een nieuw inzicht op? Tonen ze iets wat ons vroeger ontgaan is?

In de film Aftersun merkt de kijker hoe het hoofdpersonage als volwassen vrouw terugkijkt naar de video-opnames die jaren geleden door haar en haar vader gemaakt werden tijdens een reis naar Turkije. Je ziet hoe ze als elfjarig meisje een hechte band had met haar vader, maar de volwassen kijker merkt nog beter dan zijzelf de kwetsuren van de vader op .

Vader Calum maant dochter Sophie regelmatig aan om zich met aftersun in te smeren. Maar wat de filmopnames niet tonen, is hoe we onze ziel kunnen beschermen als die zich te kwetsbaar opstelt en nauwelijks bestand is tegen de zonnebrand van het leven.

2 FEBRUARI 2023

De mallemolen van de geschiedenis belast elke nieuwe datum met een herhaling.

Op 2 februari viert de katholieke kerk het feest van Maria Lichtmis: de reiniging van Maria als vrouw veertig dagen na de bevalling en na de geboorte van Jezus.

De universiteit van Leuven heeft van die dag haar patroonsfeest gemaakt: met de toekenning van prestigieuze eredoctoraten.

In 1943 eindigt op 2 februari de slag om Stalingrad. Het Duitse 6de Leger, aangevoerd door maarschalk Friedrich Paulus, wordt verslagen en geeft zich over. De Tweede Wereldoorlog is op een keerpunt beland.

En wij? Wij zoeken een onderkomen in de oude spreuk: ‘Geen vrouwtje zo arm of ze maakt met Lichtmis haar pannetje warm.’ A met licht-, ik met donkerbruine suiker.

GEDICHTENDAG 2023

Tijd – het is vreemd, het is vreemd mooi ook

nooit te zullen weten wat het is

en toch, hoeveel van wat er in ons leeft is ouder

dan wij, hoeveel daarvan zal ons overleven

zoals een pasgeboren kind kijkt alsof het kijkt

naar iets in zichzelf, iets ziet daar

wat het meekreeg

zoals Rembrandt kijkt op de laatste portretten

van zichzelf alsof hij ziet waar hij heengaat

een verte voorbij onze ogen

het is vreemd maar ook vreemd mooi te bedenken

dat ooit niemand meer zal weten

dat we hebben geleefd

te bedenken hoe nu we leven, hoe hier

maar ook hoe niets ons leven zou zijn zonder

de echo’s van de onbekende diepten in ons hoofd

niet de tijd gaat voorbij, maar jij, en ik

buiten onze gedachten is geen tijd

we stonden deze zomer op de rand van een dal

om ons heen alleen wind

Rutger Kopland, Over het verlangen naar een sigaret

NICENESS

Het is geen simpele kwestie die plots te berde gebracht wordt in de Guinness-bruine kroeg van het eiland Inisherin: leven we op aarde om lief te zijn voor elkaar of om iets blijvends achter te laten? Met die moeilijke vraag verduidelijkt Colm waarom hij genoeg heeft van zijn jarenlange vriend Padraic. En hij voegt eraan toe: als we teruggaan naar de achttiende eeuw, wie herinneren we ons? Iemand die lief was voor zijn medemensen of iemand die zich terugtrok uit de wereld en muziek componeerde?

Colm spiegelt zich aan Mozart. Hij is het onbenullig gebabbel van zijn maat Padraic, die het dag na dag over zijn geliefkoosde ezel Jenny heeft, (stront)beu en wil zich aan de muziek wijden. Padraic is met verstomming geslagen, als hij verneemt dat niemand zich zijn jarenlange vriendelijkheid zal herinneren. ‘What about niceness?’ mompelt hij.

Colm heeft het bij het rechte eind. Een kunstwerkje, hoe onooglijk ook, een deuntje, een versje, een tekening, heeft veel meer kans om als ding in de wereld te blijven bestaan dan een aardig gebaar dat gedoemd is om, eens gemaakt, te verdwijnen. Vriendelijkheid wordt herinnerd, op voorwaarde dat ze in woorden wordt vastgelegd. Die knoop ontwarren is te hoog gegrepen – in elk geval voor de fidele knul die Padraic is.

VRAAG HET EENS MOOI

Begeleiden, verleiden, afleiden, misleiden behoren tot de vele mogelijkheden die ons, mensen, door de taal geschonken worden. Onze peuter heeft dat snel ontdekt.

Hij is dol op boterhammen met choco, maar wij, verantwoordelijke grootouders, vinden dat hij er niet meer dan twee per dag mag eten. Toen we hem gisteravond vroegen waar hij nog trek in had, was zijn antwoord: ‘Ik wil nog een boterham met daarop iets uit een pot met een deksel. Affe-ieft.’

Ja, aan alles kunnen we weerstaan… Maar aan een slimme omschrijving, gevolgd door ‘affe-ieft’?

Kerst 2022

I do not know much about gods; but I think that the river

Is a strong brown god – sullen, untamed and intractable,

Patient to some degree, at first recognised as a frontier;

Useful, untrustworthy, as a conveyor of commerce;

Then only a problem confronting the builder of bridges.

The problem once solved, the brown god is almost forgotten

By the dwellers in cities – ever, however, implacable,

Keeping his seasons and rages, destroyer, reminder

Of what men choose to forget. Unhonoured, unpropitiated

By worshippers of the machine, but waiting, watching and waiting.

(T.S. Eliot, The Dry Salvages, vers 1-10.)

Ik weet niet veel af van goden; maar voor mij is de rivier

Een sterke bruine god – nukkig, ontembaar en onhandelbaar,

Nogal geduldig, eerst herkend als een grens;

Nuttig, onbetrouwbaar, als handelsweg;

Dan alleen een probleem voor de bouwers van bruggen.

Is het probleem opgelost, wordt de bruine god bijna vergeten

Door de stadsbewoners – maar altijd onverbiddelijk

In zijn getij en zijn drift, vernieler en maner

Aan wat de mensen liever vergeten. Niet vereerd, niet vermurwd

Door de aanbidders van de machine, maar wachtend, wakend en wachtend.

REMUS

21 december – het traditionele begin van de winter is voor ons nu definitief verbonden met het begin van nieuw leven. Remus is geboren!

Laten we dat nieuwe begin vieren en ons Romeintje verwelkomen met een vers in het Latijn, van Rome’s grootste dichter, Vergilius:

‘incipe parve puer risu cognoscere matrem’ / ‘begin, kleine knaap, herken je moeder met een lach’

WIJZERS

De crisis in het onderwijs is minstens even dramatisch als de (voorbije?) coronapandemie. Al was het maar omdat er geen vaccin is, nu niet, volgend jaar niet, nooit, en het verre van duidelijk is welke maatregelen van toepassing zijn.

Betreffen de juiste maatregelen een aanpassing van de financiële vergoeding, van de leerlingenaantallen in de klassen, van de ongelijkheid in taakverdeling? Of betreffen ze het herstel van wat onderwijs in de echte zin van het woord doet gedijen: de verwondering, de liefde voor alle vormen van kennis, gezag, de lust om te lezen en te schrijven, de drang om te leren, de aandacht voor het wezenlijke en zinvolle, het verlangen om samen te spreken?

Het codewoord is ‘neutraliteit’. Maar kan bezielend onderwijs in het teken staan van neutraliteit? Kan begeestering plaatsvinden in een neutrale ruimte? Moet het leslokaal geen vrijplaats zijn waar woorden op zoek gaan naar betekenis en dus de strijd aangaan met de dictatuur van de leuzen en de kitsch, met het stompzinnig gezwets en gebral, met de haast van het oppervlakkige? Een vrijplaats, waar weloverwogen gedachten de tijd en de ruimte krijgen om te groeien, waar ervaringen zich laven aan zowel de oudste als de nieuwste theorieën en inspiratie zoeken in het oneigentijdse geheim van kunst?

Misschien is de onderwijzer geen wijze, maar hij is hopelijk wel een wijzer.