Toegegeven: er steekt ook wel charme in de sociale afstand die nu van ons gevraagd wordt. Mensen – buren, kennissen, vrienden – passeren op straat langs ons huis en salueren, molenwiekend om onze aandacht te trekken. En wij, die in onze erker zitten terwijl we een kruiswoordraadsel invullen of een boek lezen, openen het venster. Zo houden we een conversatie, van binnen achter het geopende venster naar buiten achter de ligusterhaag die onze voortuin scheidt van de stoep. Plots hebben we interesse in de kleinste dingen uit elkaars dagelijkse leven: ‘ja, ik doe thuiswerk, ik heb geen buro, maar ik heb de computer met groot scherm vanop het werk op de eettafel geïnstalleerd’, ‘wij willen al enkele dagen eens pannenkoeken bakken, maar in de supermarkt is geen ei te bespeuren’, ‘ik had gisteren niet naar ons moeder gebeld, en gisteravond om half elf belde ze zelf om nog even een woordje te wisselen’… En we beloven elkaar dat we ons niet laten kisten en plannen een etentje binnen afzienbare tijd of een gezamenlijke wandeling en uitstap: ‘wij gaan hier direct een pint drinken en klinken op jullie gezondheid’ – ‘wij, straks als we thuiskomen, op die van jullie’.
Maar die knuffel – die handdruk, die hand op mijn schouder, die vluchtige kus op mijn wang, die nauwelijks merkbare aanraking van die vriend of vriendin die precies dat te verstaan geeft: ‘wij zijn vrienden’ – die mis ik. Bijna als een lichaam met fantoompijn.
Hoe treffend is dat…! Niemand is enkel geest of rationaliteit. Na decennia veronachtzaming speelt de ‘stem’ van lichaam en emotie op. De terugkeer van ‘le grain de la voix’?
Mijn hart bloedt met je mee, Dirk.