De heerszuchtige toont waar hij ook opduikt, dezelfde tronie: een masker van schaamteloze arrogantie en wrede onverschilligheid. En overal wordt hij omringd door meelopers, onderkruipers en ja-knikkers.
‘Laat ons bidden’, zei de president. Hij bleef zitten, kruiste zijn handen en gaf het sein aan de hogepriester. Die bad: ‘Heer God, wij danken u voor deze president. Hij is een geschenk voor ons land en zal het weer groot maken.’
Ik weet niet of het gebed een plaats heeft in de politiek. Wel weet ik zeker dat het gebed niet bestaat uit een zelfverheerlijking, maar vraagt om de deemoedige erkenning van de eigen kwetsbaarheid.
Amerika is in handen van iemand die zich voor president uitgeeft. Alles waar hij met zijn vingers aanzit, verandert in smeerlapperij.