De titel doet denken aan een filosofisch traktaat, maar het verhaal van de Italiaanse auteur, Roberto Camurri, bevat geen abstracte redeneringen of abstruse beschouwingen. Integendeel, het is gedrenkt in een concrete zinnelijkheid die uitmondt in ontroerende beschrijvingen van de lucht en de zee, van zomerse warmte en vochtige kou, van de geuren en kleuren die de lichamen van oude en jonge mensen omgeven en prikkelen. De vertelde gebeurtenissen spelen zich af in Fabbrico, een onbenullig dorp in de Povlakte. De hoofdfiguren zijn een stel jongeren die hun leven proberen op gang te krijgen. Drie van hen, Davide, Valerio en Anela, zitten verwikkeld in een driehoeksverhouding. Allen dragen een onbestemd verleden mee dat hen op een duistere manier tekent en verleidt om zich in drank en drugs te verliezen.
Ze wisselen weinig woorden, want ze missen vaak het geschikte moment om iets ter sprake te brengen. Ze leven in gedeelde herinneringen, en komen gaandeweg tot het besef dat ze op elkaar aangewezen zijn. Ze leren dat liefde en genegenheid bestaan uit een weefsel van onvolkomenheden. Ze aanvaarden hoe absurd het is om iemand blijvend lief te hebben en ook tijdens de momenten van verraad en ontrouw in die liefde te volharden. De vraag naar welke maat de mensen hier op aarde gegeven is, krijgt zo een onrechtstreeks antwoord in een pakkend verhaal over menselijke tekortkomingen. ’s Mensen maat ligt in het vermogen om zich te verzoenen met wat eerst onherstelbaar en onverdraaglijk leek: ‘ze kijken elkaar aan, hun haren in de war door de wind, hun gezichten zo dicht bij elkaar dat ze, als ze zouden willen, op hun huid het moment zouden kunnen herkennen waarop ze elkaar zijn kwijtgeraakt’.
Roberto Camurri, De menselijke maat. De Bezige Bij, 2018, 220p.
En ook, zoals Karel Verhoeven in De Standaard van 26 december 2020 schrijft: onze wederzijdse afhankelijkheid is ons.lot, maar ook onze redding. Nik