EEN FIETSTOCHT

Afgelopen week ben ik met enkele vrienden en vriendinnen gaan fietsen. Eerst namen we de trein naar Quiévrain, op de zuidgrens van België, om dan van in het noorden van Frankrijk de Schelde stroomafwaarts te volgen, langs Doornik en Oudenaarde naar Gent en Dendermonde. Het was heerlijk te ontdekken dat je meer dan honderdvijftig kilometer op een jaagpad of tragelpad langs de Schelde kunt rijden en daarbij, afgezien van de steden Doornik, Oudenaarde en Gent, nooit een woongebied doorkruist. Je rijdt met aan de ene kant de stroom die alsmaar breder en statiger wordt, en aan de andere kant weilanden, akkers of bossen.

Wandelen maakt je meditatief: je richt de blik naar binnen, je haalt herinneringen op en begint dingen te overpeinzen. Fietsen opent je zintuigen voor wat zich hoog in de lucht afspeelt of in de schaduw tussen de bomen. Het zuigt je aandacht naar buiten, naar de geur van hooi en gemaaid koren, van lindebloesems en zoet rivierwater, de bloemenpracht in de slikken en schorren, de trage stap van een zilverreiger, de waggelende gang van gakkende ganzen, de heldere suskewiet van een vink, het bidden van een roofvogel, de vlucht van zwaluwen, paarden ver weg in de wei, schapen achter de dijk…

En ’s avonds bij een fles wijn stonden we stil bij de dingen des levens. Als eens Socrates en zijn vrienden tijdens een banket verloren we ons in vragen, in gesprekken die geen resultaat opleveren omdat ze over het wezenlijke gaan: wat is liefde eigenlijk? Bestaat er onvoorwaardelijke liefde? Kan liefde rekenen? Hoe lang moet liefde duren? Is er iets schoners dan de liefde van een moeder voor haar kind? Want dat is het wat vrienden al eeuwenlang doen: een kaars aansteken die heel even de duisternis verjaagt.

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.