TWEE LAMMETJES

Dertig januari. Wolfsmaand. Bij een wandeling in het Hageland komen we langs een wei, waarin twee lammetjes dartelen. Piepjong zijn ze: ze wijken geen duimbreed van moeder schaap en huppelen ook nog terwijl ze aan de uier zuigen. Ontroerd sta ik te kijken naar dit vroege leven, dat ver voor het einde van de winter het nieuwe voorjaar aankondigt. En ik vraag mij af waar het jonge leven de ongerijmde vrijheid vindt om zo onnoemelijk breekbaar en tegelijk zo tomeloos speels en kwiek te zijn. Vanwaar komt deze frêle, maar onstuitbare kracht om zo het leven te omarmen en te beamen? Schuilt in dit ja aan het leven het meest aanvankelijke, het allerbeginnendste begin dat al vele miljoenen jaren al het bestaande stuwt? Hoe ver in de tijd gaat dit terug?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.